De twijfel: uitbreiden of uitbreid?
Veel mensen twijfelen bij het schrijven van Nederlandse werkwoorden. Een veelvoorkomende verwarring is het verschil tussen ‘uitbreiden’ en ‘uitbreid’. Wat is nu eigenlijk de juiste vorm en wanneer gebruik je welke? In dit artikel leggen we het duidelijk uit.
De stam en de infinitief
Om te begrijpen waarom ‘uitbreiden’ de juiste vorm is, en niet ‘uitbreid’, moeten we eerst kort uitleggen hoe Nederlandse werkwoorden zijn opgebouwd. Het hele werkwoord, ook wel de infinitief genoemd, is in dit geval ‘uitbreiden’. De stam is ‘uitbreid’. Dit betekent dat je, afhankelijk van de werkwoordstijd en grammaticale persoon, de ene of de andere vorm nodig hebt.
Wanneer gebruik je ‘uitbreiden’?
‘Uitbreiden’ is de infinitief, ofwel het hele werkwoord. Je gebruikt deze vorm bijvoorbeeld in zinnen waarin het werkwoord na een ander werkwoord komt. Denk aan zinnen als:
“Wij willen ons bedrijf uitbreiden.”
“Hij probeert zijn netwerk uit te breiden.”
In beide gevallen zie je dat er sprake is van een hulpwerkwoord gevolgd door het hele werkwoord ‘uitbreiden’.
Wanneer gebruik je ‘uitbreid’?
‘Uitbreid’ is de stam van het werkwoord ‘uitbreiden’. Dit is de vorm die je gebruikt bij de eerste persoon enkelvoud in de tegenwoordige tijd:
“Ik breid mijn kennis uit.”
Hier is ‘ik’ het onderwerp en dus gebruik je de stam, zonder -en of -t.
Let op dat je niet zomaar ‘ik uitbreid’ schrijft, want dat is grammaticaal onjuist. Je zegt altijd ‘ik breid uit’.
Een veelgemaakte fout
Een veelvoorkomende fout komt voort uit het idee dat ‘uitbreid’ een zelfstandig werkwoord is. In werkelijkheid is het slechts een vervoegde vorm van ‘uitbreiden’. Omdat veel mensen snel typen of de grammatica niet helemaal onder de knie hebben, komt deze fout regelmatig voor.
Tips om de juiste vorm te onthouden
Vraag jezelf af of je het werkwoord in zijn hele vorm nodig hebt (meestal na ‘willen’, ‘kunnen’, ‘moeten’ enzovoort). In dat geval gebruik je ‘uitbreiden’. Wanneer jij zelf spreekt over iets dat jij doet, gebruik je meestal de stam, dus ‘breid’ zonder ‘uit’ aan het begin.
Lees ook de zin hardop. Vaak hoor je dan meteen of het goed klinkt of niet. ‘Ik uitbreid mijn kennis’ klinkt onnatuurlijk, terwijl ‘ik breid mijn kennis uit’ soepeler klinkt.
Samenvattend
De juiste spelling hangt af van de context. ‘Uitbreiden’ is het hele werkwoord en gebruik je na hulpwerkwoorden. ‘Uitbreid’ is een foutieve vorm als je het gebruikt als infinitief. Alleen ‘breid’ (zonder ‘uit’ aan het begin) is soms correct, maar dat hangt af van de grammaticale bouw van de zin.
Als vuistregel kun je aanhouden: als je twijfelt, gebruik ‘uitbreiden’, behalve wanneer jij zelf in de tegenwoordige tijd iets doet — dan gebruik je ‘breid’.